Het nobelhuis is een mix van de efteling, kabouterland en alice in wonderland in een museum vorm gegoten. Je hebt werkelijk ogen te kort om alles in je op te kunnen nemen. Afie is een bijzondere vrouw, ze heeft veel levenslust en humor en verteld graag over haar “nobelhuis”. Afie en haar Nobelhuis vergeet je niet snel en bewar ja na bezoek goede herinneringen. Het museum ligt aan de rand van de duinen in Egmond Binnen en heeft dus een  zelfgebouwd minimuseum, kleine kapel, verschillende ateliers, een moestuin, boomgaard en kippenland.

Je moet wel eventjes bellen voor een afspraak voordat je naar binnen kunt. ze geeft je dan een rondleiding en wie weet laat ze wel iets van haar zelfgemaakte wijn proeven.

Mini-museum & kapel

Afra Valkering –Zentveld (1939), ofwel Afie is een van Egmond-Binnens bijzonderste kunstenaars en een levensgenieter.

Het ook niet vreemd dat ze al eens te zien was bij televisieprogramma Man bijt Hond. Het museum dat in een verloop van jaren naast haar eigen woning is ontstaan. Er hangen handgeschreven toelichtingen en spreuken aan de muur.

De kapel is dagelijks open. Afie geeft rondleidingen op aanvraag. Een bijzondere ervaring!

Workshops
Afie’s 2 dochters Ria en Carla Laroo geven workshops en cursussen pottenbakken en schilderen in hun ateliers aan het Mooyeveld.

Afie’s Nobelhuis
Mooyeveld 4a
Egmond-Binnen

Telefoon: 072-5061841

We belanden bij het Nobelhuis, een Eftelinghuisje van koek; daar lijkt het op. Dit is het domicilie van Afie Valkering (19??; ongeveer 75 jaar jong); het is woonhuis, atelier en museum in één. Afie schildert, maakt beelden van kaarsenwas en vervaardigt fraaie, kleurige reliëfs in hout. Het merendeel van haar oeuvre is tentoongesteld in de tuin en in een paar schuurtjes.

Zij ontvangt ons in een gezellige huiskamer, waar wij aan een lange tafel worden gezet. De glazen staan gereed, maar eerst luisteren wij naar haar levensverhaal. Haar loopbaan begon in een ‘skeerwinkel’ (herenkapsalon), maar toen ze ontmoette ze de man van haar leven, die ze altijd ‘Mijn Theo’ noemt. Ze konden dit huisje kopen. De vorige eigenaar was een professor (‘Ik weet niet eens waarín, maar het was geloof ik iets met talen, dus ik heb er iets in het Frans bijgeskreven’).

Afie spreekt met de tongval van de geest, waarvan de ‘sk’ het meest opvallende kenmerk is. Je moet niet denken, dat ze hier geen ‘sch’ kunnen uitspreken. Als je aan een geboren Heemskerker vraagt waar hij geboren is, zal hij antwoorden: ‘Heemscherk’.

Afie kreeg twee dochters, die ook beeldend kunstenaar zijn geworden. Hieronder zie je haar met een portret dat een van haar dochters heeft geschilderd. Daarnaast een anti-abortusbeeld; Afie gruwt van abortus – zoals ze gruwt van alles wat met de dood te maken heeft.

1992 was een rampjaar. Theo overleed plotseling aan een hartaanval. Hij was even wat bloemen gaan plukken, en werd dood gevonden, met zeven narcissen in de hand. Afie gedenkt Theo met liefde en laat hem herleven in haar kunstwerken.

Ze troont ons mee naar buiten, waar ons, ondanks de herfstkou, een hartverwarmende rondleiding wacht van een dik uur. Afie leest voor uit eigen werk. Ze heeft een boek geschreven, maar dat verschijnt niet in druk. Haar boek is een kunstwerk, met geheel eigen spellingsregels; een van de vele odes aan Theo die in en om het Nobelhuis te zien zijn.

Een reliëf maken is niet zo’n kunst, zegt zij bescheiden. Gewoon wegsnijden wat te veel is, dan komt zo’n figuur er vanzelf wel uit naar voren. En verder maar een beetje ‘studderen’. Dat is Egmonds, en alleen Egmonders begrijpen wat het betekent. Met studeren heeft het in ieder geval niets te maken.

Afie opent luiken en opent deuren. Overal zitten voorstellingen achter. Geloof, vaderland en gezin, dat zijn haar voornaamste thema’s. Het koningshuis draagt zij een warm hart toe; vooral Claus, die een eigen kapelletje kreeg.

Maar ook bij de monniken van de Egmondse Abdij is zij kind aan huis. De geestelijken verschijnen vaak in haar reliëfs, waarvan de meeste een scène uit de bijbel uitbeelden. Die monniken staan dan tussen familieleden van Afie, bekende figuren uit het dorp en soms ook bekende wereldburgers; je kunt in zo’n tafereeltje bijvoorbeeld ineens Wim Kok aantreffen.

Een van haar reliëfs laat de begrafenisstoet zien van een monnik. Met open kist wordt hij naar de dodenakker gedragen, zoals de gewoonte is. Afie heeft er een Egmondse monnik voor laten poseren. Hij moest urenlang voor dood in een kist liggen. Het werd zonder morren uitgevoerd, want de kunstenares geniet onbeperkt krediet in de Abdij en trouwens in heel Egmond. Een paar klusjesmannen uit het dorp helpen haar met het in stand houden van het museum.

Ook frater Verburg heeft zij geportretteerd. Die is in 2004 overleden. De ontslapenen, spijt over de mensen die er niet meer zijn; dat thema keert steeds terug in haar verhalen. ‘Maar de dood is niet het einde’, profeteert zij met stelligheid. In mijn ogen is dood natuurlijk dood, maar aan de andere kant…. Afie heeft in zekere zin gelijk: het leven duurt kort, maar de kunst lang.

Honderden en honderden werken zijn hier te zien, en alles tussen kunst en …, Nee, dat is een rotwoord. Dit is emotiekunst, dat is de juiste term. Het is geen kunst met een grote K, geen kunst met voorbedachten rade, geen kunst met een vette subsidie, geen kunst waar galeriehouders schatrijk van worden, en geen kunst waarvoor je een kunsthistoricus nodig hebt om het uit te leggen. Niets van dit alles, dit komt rechtstreeks uit het hart. Je moet er gewoon ‘skik’ in hebben om het te maken. Afie blijft het benadrukken; skik in het leven, dat is het belangrijkste.

Afie is niet meer te stuiten. Ze vindt veel dingen ‘pittig’: het is haar stopwoordje en het kan van alles betekenen, maar altijd iets positiefs. Zelf is ze beslist ook een pittige tante, een pronte verschijning, zoals ze in rode outfit door haar heiligdom beent.

Als ze ziet dat we blauw aanlopen van de kou, wordt het verhaal binnen voortgezet. Ze schenkt rode wijn aan wijnliefhebbers en oranje ranja aan BOB’s en geheelonthouders. Haar museum is het enige in Nederland waar je mag roken, denk ik. Zelf steekt ze een flinke sigaar op.

‘Het lijkt wel iets uit Man bijt hond of Showroom’, merkt een collega op. Over dat soort programma´s gesproken: een jaar of wat geleden was Afie te gast in De Stoel, dat programma van Felderhof. Daar is ze toch stiekem best een beetje trots op. Een krantenartikel erover hangt in het museum.

Ze heeft over alles uitgesproken meningen. ‘Jullie komen toch uit Castricum? Laatst vroegen ze me in Castricum een lezing te komen geven in de bibliotheek. Ik zeg: “Oh nee geen lezing, s.v.p., dat kan ik niet”. Oh, ik wilde best wel wat komen vertellen, hoor! Maar een ‘lezing’, ík, stel je voor! Ik kan alleen praten met mijn spullen om me heen. Toen hebben ze met een of ander apparaat foto’s van mijn skilderijen en zo boven m’n hoofd op een skerm geprojecteerd, en daar heb ik wat bij verteld.’

‘Een beamer?’, vraag ik, maar Afie wil het beamen, noch ontkennen. Het hoeft allemaal niet van Afie, dat moderne gedoe. Dat ‘verskrikkelijke geskreeuw’ bijvoorbeeld door die mobiele telefoons, dat je overal hoort, tegenwoordig.
– ‘Heeft het Nobelhuis wel een website?’, vraagt een collega van Automatisering. Dat idee vindt Afie zo absurd dat ze de vraag niet eens beantwoordt.

Ik vraag haar dan ook maar geen toestemming om haar op Internet te zetten. Ik dóé het gewoon. Ze ziet het toch niet; wat niet weet, dat niet deert. Ze stond er trouwens al op, ook voordat ik dit stukje skreef. Zo gaat dat met Internet. Ook als je het web niet wilt kennen, kent het jou soms wel.

We nemen afscheid. We waren de laatsten van 2008. Het museum gaat dicht voor de winter. Vanaf volgend voorjaar ontvangt Afie weer museumgasten; alleen op afspraak. Haar nummer weet ik niet, en haar adres al ook niet. Een website heeft ze ook volgend jaar nog niet. Vraag maar naar haar in het dorp, daar kennen ze haar wel.

 

Frans Mensonides
29 november 2008